maandag 7 december 2015

Het sprookje ROOIE RIEKELT



ROOIE RIEKELT
een sprookje

De aanleiding:

Ik las in de streekkrant over mijn oud- leerling Coby Duisterwinkel.
Tot nu toe heeft ze gedichten, verhalen uitgegeven in eigen beheer.
Nu heeft de uitgeverij NOORDBOEK zich bereid verklaard werk van haar uit te geven.
Als in de streekkrant iets wordt verteld van mijn- leerlingen, dan plaats ik dat op mijn site MAANDBOEK 2015.
Dus van dit jaar.
Als je leest,  hoe veel tijd het heeft gekost aan Coby  om iets uitgegeven te krijgen, dan brengt dit verhaal mijn eigen belevenis  in herinnering!
Mijn broer Folkert had tekeningen gemaakt van een reus, dat zich heeft begeven tussen de mensen. De belevenis van deze reus en twee kinderen uit het dorp heb ik gefantaseerd bij de tekeningen.
Eenmaal dit verhaal geschreven, heb ik de poging gewaagd, alles op te sturen naar de uitgeverij VOORHOEVE:
En wel:
Het sprookje en de tekeningen van mijn broer.
Ook dat viel tegen!
Zij antwoordden, dat mijn verhaal niet de juiste strekking had voor een uitgever van hun signatuur.
Wel waardering hadden zij voor de tekeningen.
Met die opmerkingen kon ik het blijkbaar doen.
Vervolgens had ik zelf geen zin om het nog eens te proberen bij een andere uitgeverij en wel had ik ook nog een bespreking over het in uitgeven in eigen beheer.
Tenslotte besloot ik mijn werk op het internet te zetten.
Dat doe ik al een paar jaar met veel plezier.
Zelfs de boeken van mijn vader typte helemaal uit.
Een geweldig karwei!
Onlangs las ik hoe Coby het was gegaan.
Haar verhaal doet me denken aan mijn eigen beleving!
Zij was ook begonnen met in eigen beheer uitgeven, maar had nu succes bij Noordboek.
Ik besloot daarom vervolgens contact ook te zoeken met de uitgever NOORDBOEK.
Ze gaven een mail- adres van Andries de Haan werkzaam bij deze uitgever.

Mijn e- mail in eind juli 2015:

Geachte heer Andries de Haan

Indertijd schreef ik een soort sprookje en 1 keer probeerde ik het bij een uitgeverij om het uitgegeven te krijgen
Dat ging nogal moeizaam, zodat ik het niet meer probeerde bij een andere uitgeverij.
Mijn verhaal schreef ik bij een aantal tekeningen van mijn broer.
Wij zijn geboren in Sneek en woonden na de oorlog in Groningen en zijn twee zonen van de schrijver JAN DE HAAN, tevens journalist van DE NIEUWE PROVINCIALE COURANT in Groningen van JAN (TUDE) HAAN.
Misschien is NOORDBOEK geïnteresseerd in mijn sprookje.
Graag stuur ik een hoofdstuk van het verhaal en enkele tekeningen.
Graag hoor ik iets van uw mening.

Groeten
JAN THIJS DE HAAN
Noordhorn
Langestraat 3
9804 PE

Als antwoord kreeg ik dit epistel:

Beste mailer,

Van 20 juli tot en met 9 augustus ben ik afwezig. Deze mail wordt WEL gelezen, boekbestellingen worden dagelijks verwerkt.
Voor dringende vragen kunt u van 20 tot en met 24 juli contact opnemen met mijn collega Tjeerd Jan Hobma,tjeerd.jan.hobma@friesepersboekerij.nl, 058-3030912.
Van 27 juli tot en met 7 augustus is ons kantoor in Leeuwarden gesloten. Ook dan wordt mijn mail gelezen en worden boekbestellingen dagelijks verwerkt. Voor dringende vragen in de twee weken dat onze vestiging in Leeuwarden gesloten is, kunt u contact opnemen met onze hoofdvestiging, Krijgsman Public Warehousing in Tiel, 0344-637080
Met vriendelijke groet,
Andries de Haan

Ook al uit de oude doos

Bovenste staande rij de eerste drie:
JAN THIJS DE HAAN, HARM VISSER EN COBY DUISTERWINKEL
De achterste rij aan de linkerkant (tweede plaats)
De eerste MAVOKLAS en mijn eerste examenklas

De humoristische, vrolijke en ontroerende bijdragen van Coby Poelman hebben voet aan de grond gekregen in de uitgeverswereld.
Nadat de inwoonster van Aduard ruim twaalf boeken uitgaf in eigen beheer is er een uitgever geïnteresseerd in haar werk.
Haar eerste boek 'Granaatjes met een gouden slot'
is toe aan de derde druk en is aangevuld met nieuw werk en enkele korte kerstverhalen.
Het boek is gegroeid van zeventig naar de tweehonderd wedstrijden.
Uitgever Noordboek is bereid gevonden om het boek onder de aandacht te brengen.
Aan een afzetmarkt dus geen gebrek, helemaal wanneer je in ogenschouw neemt dat Poelman regelmatig optreedt bij vrouwenverenigingen en bejaardentehuizen.
De schrijfster en dichteres wil haar blijdschap graag met de Streekkrant delen, zo laat ze per mail weten.
"Ik ben er reuze blij mee en wilde dit nieuws graag met jullie delen, omdat mijn eerste uitgaven via jullie krant bij de lezers binnenkwamen.
Ik heb het altijd erg gewaardeerd dat jullie mij die mogelijkheid hebben geboden', aldus een uitgelaten Coby Poelman.
De inwoonster van Aduard zal de pen dan ook niet neerleggen, maar zak blijven broeden op nieuwe verhalen, kerstverhalen en gedichten.
ook deze zullen ongetwijfeld weer worden opgepikt door de belangstellende lezers.
Uit:





Coby Poelman (hier met de granaartjes met gouden slot); 'derde druk' (eigen foto)



Droom in vervulling
"Mijn droomwens is in vervulling gegaan". Coby Poelman- Duisterwinkel is
dolgelukkig met een nieuwe stap in haar loopbaan als schrijfster.
__________________________________________________________
ADUARD
'Na twaalf boeken te hebben uitgegeven in eigen beheer is er nu een échte'uitgever geïnteresseerd in mijn wek.
Dat heeft ertoe geleid dat er een derde druk verschenen is van mijn eerste boek, aangevuld met nieuw werk en enkele korte kerstverhalen.
Het boek is gegroeid van 70 bladzijden naar 200", glundert de Aduarder schrijfster,
De boeken hebben een christelijke inslag.
"Granaatjes met een gouden slot:" ligt sinds kort in diverse boekhandels in Nederland.
Het boek is uitgegeven door uitgever Noordboek/Friese pers Leeuwarden.

Uit:
Westerkwartier"

Uit de advertentie van NOORDBOEK:

HUMORISTISCHE EN ONTROERENDE GEDICHTEN
OVER BIJZONDERE MOMENTEN
Coby Poelman- Duisterwinkel (Groningen, 1955) schrijft vanaf 2005 gedichten en korte verhalen,
Toegankelijk en vanuit het hart geschreven werk dat uit het leven gegrepen is.
Zij vindt daarbij inspiratie in het Groninger landschap, haar geloof en de boeken die ze leest.
Haar werk is gepubliceerd in diverse kranten, tijdschiften en bundel, in Bijbelse dagboeken en op internet.
De eerste druk van de bundel Granaatjes met een gouden slot verscheen in 2008.
Hierna volgden een aantal uitgaven met geloogsgedichten, voordrachtteksten, poëzie bij kunst en lieratuur en twee kinderboekjes.
Deze derde, herziene druk bevat grotendeels nieuw werk.
Reactie van een lezer:
"Haar gedichten zijn bijzonder helder van beeld en taal.
Dat maakt de teksten krachtig en tegelijk toegankelijk. Ze heeft een hele vrolijke manier van schrijven. 
De verzen ademen een bepaalde lichtheid waar je blij van wordt


Verjaardag

De dag waarop ik
elk jaar denk
aan je geboorte,
Godgeschenk.

Je bestaat, ademt, leeft,
straalt, lacht,
ontvangt en geeft,
je groet, omhelst,
kust en wordt gejend.

Kind wat ben ik blij
dat jij geboren bent!


In Koninklijk gezelschap

Daar zit ze, moeder, voor de tv..
we schuiven een stoel bij en kijken mee
naar een huwelijksdienst van 't Koninklijk huis
en moeder, kijkend naar de buis
want zich in haar geest
te gast op dit hoge feest.

Als de dienst is afgelopen fluistert ze iets in mijn oor
en ik zeg: : Ga maar rustig hoor"
"Maar al die mensen...." werpt ze tegen
in dit gezelschap erg verlegen.
Pas als ik zeg dat ik net heb verstaan
dat er nu gelegenheid is naar het toilet te gaan
staat moeder op en gaat haar gang.
Achter de deur klinkt haar neuriënd gezang
en ik denk, als ik hoor zingen:
U komt op uw oude dag nog in voorname kringen.

Moeder, nu mijn dierbaarste herinnering
weet ik opgenomen in de allerhoogste kring.


(B)oogcontact

Als het regent
en de zon schijnt,

U naar beneden,
ik omhoog kijk

dan staan wij even
oog in oog

verbonden
door Uw regenboog.

Bij Genesis 9:16


Coby Poelman- Duisterwinkel


Mijn sprookje heeft als titel:

ROOIE RIEKELT

HOOFDSTUK 1


Daar lig je dan.
Klaar wakker.
Overal stilte om je heen.
Zondagmorgen.
Geen verkeer.
Geen melkboer, vuilnisophaler, krantenbezorgers, mensen die zich naar hun werk haasten.
Geen werklui die een karweitje hebben op straat. Er valt niets te beleven.
Dat heb je als het zondag is.
Hoe laat zou het zijn?
In het halfduister van zijn zolderkamertje tuurt Peter naar het nachtkastje dat hij zelf van afvalhout, los gebedeld bij de timmerman, heeft gemaakt.
Daar ligt het oude horloge dat hij eindelijk heeft gekregen van zijn grootvader.
Het is al heel oud.
Wel meer dan honderd jaar.
Toen hij plechtig beloofde het altijd thuis te laten en het niet uit elkaar te halen, had Opa het tenslotte afgestaan.
Elke keer als Opa en Oma op bezoek kwamen, moest hij het horloge van zijn kamer halen om het vol trots te laten zien aan Opa die het argwanend bekeek, het kostbare voorwerp om en draaiend, waarna hij het goedkeuren maar niet zonder een ernstig:
“Er goed op passen hoor.
Het moet in de familie blijven”, weer afstond.
Zeven uur.
Ieder keer verbaast het hem dat zo’n oud ding nog zo goed kon lopen.
Als je dat met moeders nieuwe klok vergelijkt.
Die is al drie keer bij de maker geweest en nog loopt hij achter.
Hoor daar slaat hij pas.
Dat is wachten geblazen.
Als hij geluk heeft, komt er om half negen leven in de brouwerij. Aankleden, zijn zusje Marije plagen bij het wassen, eten en dan met zijn vieren naar de kerk.
Hoort hij iets?
Zou er nog iemand wakker zijn in huis?
Marije misschien die in het kamertje beneden hem slaapt?
Zou die slaapkop dan eindelijk eens vroeg wakker zijn?
Misschien kunnen ze samen iets uitspoken.
In bed blijven is ook maar niets.
Zachtjes glijdt hij uit zijn bed.
Of is het zijn maag die zo rommelt?
Eigenlijk voel hij die ook wel een beetje.
Als hij daar nu eens beneden iets aan deed?
Dan kan hij onderweg mooi luisteren of Marije wakker is.
Stom dat hij op zijn zuster aangewezen is om de verveling te verdrijven.
Maar als je geen broers hebt, dan moet je wel en trouwens, Marije is niet bang uitgevallen voor een meisje. Soms durft ze beter dan hij.
Behoedzaam sluipt hij zijn kamer uit, de trap af naar beneden, waar vader eb moeder naast Marije slapen op de eerste verdieping van het huis.
Nu voorzichtig zijn, want niemand mag hem horen, vooral Marije niet, anders is de lol er af.
Bij haar deur aangeland, laat hij zich door de knieën zakken.
Door het sleutelgat kan hij in de richting van haar bed kijken.
Wel, ja mevrouw is wakker.
Ze zit rechtop.
Wat doet ze nou?
 Ja, nu kun je toch zien, dat ze toch echt een meisje is.
Stiekem met poppen spelen in haar bed, terwijl ze beweert dat ze niet om poppen geeft, of dat de jongens net zo goed met poppen spelen als meisjes.
Kijk haar nu eens melig zien doen met die poppen.
Peter besluit haar maar eens op heterdaad te betrappen.
Zijn hand gaat naar de klink van de deur.
Nee, foute boel.
Dat kan wel anders.
Bovendien moet hij vader en moeder niet wakker maken, want dan is het afgelopen met zijn vrijheid.
Hij sluipt verder de tweede trap af naar beneden.
Eerst een boterham om dat knagende gevoel in zijn maag kwijt te raken.
Lekker dik zo’n boterham als je hem zelf kunt afsnijden.
Wel, op zo’n boterham hoort ook een dikke laag kaas.
Keurig snijden dan valt het wel niet zo op.
Stoeiend met brood, mes, boter en kaas begint het plannetje, dat bij Marijes kamer plotseling bij hem was opgeborreld, vaste vorm te krijgen.
Klaar.
Wat een boterham.
Die hoor bij een reus.
En die gaat hij spelen.
Zal ze erg schrikken?
Nou, afwachten maar.
Ze had hem ook wel eens te pakken gehad.
Nu naar de schuur.
De bezem moet ik hebben.
En dan het oude masker, dat hij op de kleuterschool heeft gemaakt.
In de kist.
Als hij het nog meer kan gebruiken.
Nou, dat schikt nog.
Wel bruikbaar voor zijn doel.
Het masker om de bezem en dan een oude deken aan de steel.
Vastbinden met een touw.
Een eindje touw.
Touw – touw – touw.
Kom maar gauw.
Waar?
Als de dakgoot het maar houdt.
Wie weet, ziet hij in de verte Rooie Riekelt wel.
Dat zou mooi zijn.
Is hij de eerste die kan zeggen hoe hij er uitziet.
Nu het hele gevaarte naar de zolder zien te krijgen, zonder dat iemand het hoort, want dan hebt je de poppen aan het dansen.
Zuchtend worstelt Peter zich door het trapgat dat naar zijn kamertje leidt.
Voorzichtig sleept hij zijn pop die Rooie Riekelt  moet voorstellen achter zich aan.
Hij loopt achteruit, tree voor tree bestijgend.
Op zijn zolderkamer is een dakvenster, waar hij als niemand en vooral de buren niet, het merkt, zich door weet te wringen.
Dat gaat met veel moeite, zonder dat hij zich om gescheurde kleren bekommert.
Wie dan leeft die dan zorgt.
Gelukkig weet niemand, dat hij wel eens doet en iedere keer als zijn vader zich beklaagt over de gammele dakgoot van hun huis, neemt hij zich heilig voor geen stap meer buiten het zoldervenster te zetten..
Maar nu lokt het avontuur.
Staande op een stoel wringt hij de pop door het raam.
Dan laat hij de steel vieren tot de bezem in de dakgoot ligt.
Ze blijft hij mooi staan.
Peter gaat dezelfde weg als de bezem.
Zijn voeten dalen neer in de dakgoot.
Verbeeldt hij zich dat nu, dat de dakgoot onder zijn voeten golft?
Hij besluit zich goed vast te houden.
Nu geen ongelukken.
Lastig is het dat de bezem mee moet.
Het gaat erg langzaam.
Hij blijft staan op de plaats, waar hij opzij, beneden zich het raam van Marijes kamer weet.
Nu eerste een steentje mikken op het raam, zodat ze het gordijn ervoor wegschuift om te kijken wat er aan de hand is.
Wat duurt dat lang.
Toe nou meid, schiet op.
Straks zak ik door de dakgoot.
Tergend langzaam gaat eindelijk het gordijn voor het raam weg.
Peter drukt zich in de dakhoek tegen de pannen.
Geniepig loeren ziet hij Marijes gezicht verschijnen voor het raam.
Ze drukt haar neus ertegen en kijkt uit op het pleintje voor hun huis.
Gelukkig kijkt ze niet omhoog, waar ze een glimp van hem op zou kunnen vangen.
Nu de bezem.
Hij grijpt de steel en laat de pop voorzichtig zakken aan het touw van de deken.
Nu moet hij straks voor het raam van zijn verschrikte zuster ploffen.
Plotseling schrikt Peter en kijkt naar beneden.
Hij ziet hoe het raam opengaat, hoe het hoofd van Marije verschijnt, hoe haar hand naar buiten schiet en met een ruk aan de steel trekt, die boven haar hoofd naar beneden zakt.
Van schrik laat Peter het touw los en net veel lawaai klettert zijn bezem met masker en al naar beneden.
Hij duikelt over het dak van de schuur op het pleintje voor hun huis.
“Hé, suffie van een broer , wat sta je daar stom met een bezem te zwengelen”, roep Marije naar boven.
“En je kunt hem niet eens fatsoenlijk vasthouden”.
Verroest, denkt Peter teleurgesteld.
Nu is hij in zijn eigen kuil gevallen.
Kan hij dan nooit eens fatsoenlijk zijn zuster in de luren leggen?
“Hé, wat sta je daar te kijken, grote held.
Wat moet je met die bezem op dat dak.
Of denk je soms dat je een heks bent die kan vliegen?”
Peter kijkt nog beteuterder.
Tegen zoiets kan hij niet op.
“Meiden”, bromt hij.
Keert zich om en verdwijnt naar het dakraam, waardoor hij zijn kamer induikt.
Daar overdenkt hij het ontstane probleem.
Misschien is het wel goed zo en is Marije, nu ze hem heeft door gehad, ertoe over te halen niets aan vader te vertellen.
Stel je voor, zou hij misschien van zijn zolderkamertje af moeten.
Hij besluit een knieval te doen voor zijn zuster en haar maar eens op te zoeken.
Als hij opstaat, gaat de deur open en kijkt hij in het grijnzend gezicht van Marije.
Hij vreest het ergste, maar het lijkt wel alsof ze het gebeurde al weer vergeten is.
“Weet je wat joh”, zegt ze.
“We doen de kleren aan en gaan fijn stiekem buiten spelen”
Ja stiekem, dat is hoed gezegd, want wat zij wil is nog linker, dan wat hij gedaan heeft.
Alleen naar buiten gaan was de laatste tijd sinds de aanwezigheid van Rooie Riekelt streng verboden en zeker als er geen andere mensen op straat waren.
Maar waarom zou hij onderdoen voor het zwakke geslacht zoals Opa de vrouwen noemde.
“Goed?”
 “Ja goed.
Kleed je maar aan.
Ik dacht beneden op je, maar zorg dat vader en moeder je niet horen”.

Even later staan ze elkaar beneden aan te kijken met glimmende ogen.
Nu wordt het echt spannend.
Alleen de straat op en dat met het heerlijk spannende gevoel dat elk moment een echte reus voor je zou kunnen staan.
Samen lopen ze door de schuur, groeten de konijnen, kippen en geiten die deels van Peter zijn deels van vader.
Ze hebben alle een naam.
Er is zelfs een rood konijn bij dat door Peter omgedoopt is tot Rooie Riekelt.
Nu ze eenmaal besloten hebben naar buiten te gaan, wil Peter voor zijn zuster verbergen dat hij er toch wel een beetje tegen opziet.
Hij  commandeert haar:
“Schiet op.
Pak jij het handkarretje maar, dan ga ik voetballen”.
Alsof hij niet anders gewend is, pakt hij zijn bal, opent de schuurdeur en staat in het volle daglicht allen op het plein.
Triomfantelijk kijkt hij naar Marije.
“Kom maar.
Er is niets of niemand te bekennen”.
Schoorvoetend volgt Marije haar oudere broer die ze meestal vernederend “ broertje”  noemt, maar tegen wie ze nu wel een beet je opziet.
Hij durft toch wel moet ze zeggen.
Erg ver gaat Peter niet, maar dat hoeft ook niet.
Als hij bezig is met zijn bak, zoekt hij meestal het stenen muurtje van de schuur om de bal tegen aan te trappen, dan op te wippen, hoog te houden op zijn voeten, hoofd en dijen.
Als je je een echte voetballer voelt, dan doe je dat graag, want het is goed voor je techniek en dat merk je weer op de training.
Al gauw gaat ieder zijn gang en zijn zo verdiept in hun bezigheid.
Eigenlijk is het maar heel gewoon zo.
Als je vaak buiten speelt, wen je er gauw weer aan, zelfs al is dat dan al een tijdje verboden.
Het is wel saai zo alleen.
Je staat maar wat tegen die muur te trappen in je piele eentje.
En wat is het hier stil.
Hé, waar is Marije?
Hoe kan dat nou?
Nergens te bekennen.
Het plein is leeg.
Geen menselijk wezen te bekennen.
Alleen het handkarretje, dat vader gemaakt heeft, staat moederziel alleen, achtergelaten door een spelend kind, dat opeens iets bijzonders heeft gezien.
Waar zit die meid nou?
Dat hij zich nu alleen voelt op dat lege plein, wil hij nauwelijks bekennen.
Hij voelt zich verantwoordelijk voor zijn zuster als oudere broer.
Waarom doet ze dit nou?
Ze weet toch dat sinds de arbeiders teruggekeerd zijn met het verhaal, dat ze een reus hebben gezien in de bergen, iedereen in het dorp op zijn hoede is en vooral de kinderen steeds gewaarschuwd worden niet alleen de straat op te gaan.?
Peter besluit niet eerder te rusten, dan nadat hij zijn zuster gevonden heeft.
Langs de huizenrij loopt hij het plein af, zijn bal nog in de hand, spiedend om zich heen kijkend.
Als hij bij het laatste huis op de hoek gekomen is, waar het plein overgaat in een brinkje met bomen, houdt hij zijn adem in.
Ze stokt hem in de keel.
Zijn eerste reactie is zich om te draaien terug naar huis, de trappen op naar boven en onder de dekens duiken om zich niet meer te verroeren.
Maar het lukt niet.
Iets houdt hem tegen.
Vastgenageld staat hij aan de grond.
Vol ontzetting kijkt hij omhoog en langzaam naar beneden.
Daar staat Marije ongeveer in dezelfde houding als hij, de mond wijd open van verbazing.
Peter hoeft zich niet in de arm te knijpen.
Dit is echt.
Hij is het werkelijk.
Reuzen bestaan.
De werklui uit de bergen hebben gelijk gehad.
Voor hem, tussen de bomen van de brink staat die reus in eigen persoon.
Allemachtig, hij krijgt kramp in de nek van het kijken.
Zijn kaken zijn stijf van verbazing.
Het vreemde is dat zijn behoefte om weg te lopen helemaal weg is.
Hoe kan het ook.
Dit heeft hij nog nooit gezien.
Een heus echte reus die warempel ook nog lachen kan.
Op zijn gezicht staat een brede grijns.
En zijn haar is echt rood, vuurrood.
Dat is dus Rooie Riekelt, zoals de kinderen in het dorp hem zijn gaan noemen toen ze over hem hoorden.
En wat ziet hij er stoer uit.
Zijn handen liggen losjes op zijn heupriem en op zijn rechterschouder staat een vogel te wippen alsof hij daar hoort.
Is dit nu een gevaarlijke reus, waar ze zo bang voor zijn gemaakt de laatste tijd?
Nou, kijk Marije maar eens.
Die is niks niet bang.
Peter gaat naast haar staan en blijft ademloos naar boven kijken.
Wat is hij groot.
Zou dat leuk zijn.
Nee, bedenkt Peter, want dan zou je niet in een gewoon bed kunnen slapen of zelfs in een gewoon huis kunnen komen.
Wat zou die reus hard kunnen schieten met zijn grote voeten.
Eindelijk komt er beweging in het grote gevaarte voor Peter en Marije.
Ze zien hoe de reuzenmond opengaat.
“Zo dwergjes”.
Allemachtig wat een geluid.
En je merkt dat hij nog niet eens luid praat.
Wat is hij eigenlijk dik.
Je hoort, zelfs voor een reus en hij ziet er nog wel zo jong uit.
Noemt hij hen dwergjes?
Wat een belediging.
“Wij zijn geen dwergjes”, zegt Marije vinnig.
“We zijn mensenkinderen".
Wat een kleine mensenkinderen zijn jullie dan zeg,mensenkinderen” antwoordt de reus.
“En zo vreselijk mager.
Wat zijn jullie mager zeg.
Eten jullie wel goed, mensenkinderen?”
”Oh ja hoor”, zegt Marije,” Maar niet zoveel als jij”.
Oei,denkt Peter.
Hoe durft ze en hij kijkt angstig naar de reus die gelukkig niet boos kijkt.
En we heten niet mensenkinderen, maar Peter en Marije.
Dat is Peter en ik ben Marije.
Ik ben een meisje”,voegt ze er vol trots aan toe.
“Zo” , zegt de reus “Nou, ik ben Thijs en ik ben weggelopen”.
”Dat is nooit zo mooi”, zegt Marije, “Dat hoort niet zo.
Ben je eigenlijk niet veel te groot om weg te lopen?
Je moest je schamen, waarom ga je niet terug naar waar je hoort? “
“Dat kan ik niet, want ik ben weggelopen, omdat ik boos ben op zijn vader en moeder”.
“Wat kinderachtig om weg te lopen als je boos bent”.
Als Marije nu niet ophoudt, gebeurt er iets, bedenkt Peter.
Je moet een reus niet kwaad maken dat is reuzenstom.
 “Dat is het nu juist”. antwoordt de reus.
“Ik wil niet als een kleine reus behandeld worden. Ze zeggen thuis, dat ik teveel eet en dat ik te lui ben.
Nou, dat pik ik niet meer.
Dus ben ik weggelopen.
Al een paar dagen en het bevalt me best.
Maar ik heb zo’n honger.
“Dus, dan ben je toch niet in staat om voor jezelf te zorgen.
Ik zou maar terug gaan, want hier maak je de mensen toch maar bang”.
“ Ik ga pas terug, als mijn ouders spijt hebben, niet eerder.
Kunnen jullie mij ook aan eten helpen, want ik heb zo’n verschrikkelijke honger”.
Verbeeldt Pater zich dat nu, of ziet hij twee dikke reuzentranen uit twee grote reuzenogen rollen?
 Hij stoot Marije aan.
Ze kijken elkaar vragend aan.
Knikken elkaar toe.
Ze zullen helpen.
“Goed”, zegt Marije.
“Als je belooft, dat je je goed verstopt in de bergen, komen we je na de kerk iets brengen”.
“Kerk?
Wat is dat?”, zegt Rooie Riekelt.
“Dat is een gebouw met een toren.
Kijk, als die daar.
Daar gaan we iedere zondag naar toe met onze vader en moeder”.
“Wat doe je daar dan?
“Nou, daar is een meneer, de dominee, die vertelt uit de Bijbel.
“Daar begrijp ik niets van.
Ik weet alleen maar wat ik lekker vind en wat niet.”
”Dus hij is toch wel een domme reus, denkt Peter.
Zouden zijn vader en moeder hem erg missen?
“Je moet het bergpad op lopen tot je in het bos bent.
Daar verstop je je tot we je eten komen brengen.
Nu moet je gauw weg gaan, anders zien de mensen je en willen ze je vangen.
“Goed”, zegt Rooie Riekelt.
De belofte dat hij eten krijgt, stemt hem tevreden.
Hij knikt, draait zich om en beent met reuzenpassen het dorp uit, het bergpad op.
Peter en Marije staren hem na tot hij uit het gezicht verdwenen is.
“Knijp me nu maar even”, zegt Peter.
"Wat heb ik nu aan mijn pet hangen?
Denk erom, niets loslaten thuis.
We spreken af.
Dat we onder de kerkdienst een oplossing proberen te vinden.
We moeten een plannetje bedenken om Rooie Riekelt aan eten te helpen”














































Mijn e- mail in eind juli 2015:

Geachte heer Andries de Haan

Indertijd schreef ik een soort sprookje en 1 keer probeerde ik het bij een uitgeverij om het uitgegeven te krijgen
Dat ging nogal moeizaam, zodat ik het niet meer probeerde bij een andere uitgeverij.
Mijn verhaal schreef ik bij een aantal tekeningen van mijn broer.
Wij zijn geboren in Sneek en woonden na de oorlog in Groningen en zijn twee zonen van de schrijver JAN DE HAAN, tevens journalist van DE NIEUWE PROVINCIALE COURANT in Groningen van JAN (TUDE) HAAN.
Misschien is NOORDBOEK geïnteresseerd in mijn sprookje.
Graag stuur ik een hoofdstuk van het verhaal en enkele tekeningen.
Graag hoor ik iets van uw mening.

Groeten
JAN THIJS DE HAAN
Noordhorn
Langestraat 3
9804 PE

Als antwoord kreeg ik dit epistel::

Beste mailer,

Van 20 juli tot en met 9 augustus ben ik afwezig. Deze mail wordt WEL gelezen, boekbestellingen worden dagelijks verwerkt.
Voor dringende vragen kunt u van 20 tot en met 24 juli contact opnemen met mijn collega Tjeerd Jan Hobma,tjeerd.jan.hobma@friesepersboekerij.nl, 058-3030912.
Van 27 juli tot en met 7 augustus is ons kantoor in Leeuwarden gesloten. Ook dan wordt mijn mail gelezen en worden boekbestellingen dagelijks verwerkt. Voor dringende vragen in de twee weken dat onze vestiging in Leeuwarden gesloten is, kunt u contact opnemen met onze hoofdvestiging, Krijgsman Public Warehousing in Tiel, 0344-637080
Met vriendelijke groet,
Andries de Haan


Tot zover kwam ik.....
......maar verder kwam ik niet.
Heel sneu!!
Misschien kunt u nu toch nog antwoorden.
Immers uw kantoor is 7 augustus weer open.
Graag een antwoord,

Groeten
Jan Thijs de Haan
Noordhorn
****************************************************************************************************
Dag mijnheer De Haan,

Uiteraard krijgt u nog antwoord van mij.

Wij proberen altijd binnen drie maanden te reageren. Dat lijkt wellicht lang, maar door de crisis in de boekenmarkt doen wij met twee wat een paar jaar terug nog door 7 mensen werd gedaan. Een verschijnsel overigens waar alle uitgeverijen last van hebben.

Wat u hebt ingestuurd kost niet veel tijd om te beoordelen zag ik net.

U hebt uiterlijk eind deze week antwoord.

Vriendelijke groet

Andries
********************************************************************************************************************
Andries, Bedankt voor uw vlotte antwoord! 
Groet 
J. Th. de Haan

****************************************************************************************************
Dag mijnheer De Haan,

Ik heb het verhaal vanmorgen gelezen en de tekeningen bekeken.

Noordboek acht de potentiële markt (om een boek uit te laten kunnen moeten we minimaal 1000 exemplaren laten maken) niet groot genoeg om uitgave te rechtvaardigen.

Ik wens u veel succes toe met uw manuscript.

Met vriendelijke groet,

Andries de Haan

Uitgever Friese Pers Boekerij / Noordboek

In december 2015 wagen we een poging bij Querido

Geachte heer/mevrouw,

Graag wend ik me tot u als schrijver van een kinderboek, dat ik een paar geleden heb geschreven n.a.v een serie tekeningen, die mijn broer had getekend.
Het is een sprookje, dat handelt over een reus en twee kinderen, die elkaar ontmoeten
in hun dorp!
Uiteraard kan ik u enkele hoofdstukken toesturen.
Graag zou ik daarvoor van u een toestemming ontvangen.
Bent u ontvankelijk daarvoor en waarheen kan ik iets sturen van mijn sprookje.

Graag wacht ik op uw antwoord,

Hoogachtend,
J. Th. de Haan
Noordhorn
Langestraat 3
(PE 9804)


Beste Jan Thijs,

Je kunt altijd je manuscript opsturen naar onderstaand adres (enkele hoofdstukken zijn ook voldoende).
Beoordeling kan een maand duren en als je het manuscript na afwijzing retour wilt ontvangen dien je een gefrankeerde retourenvelop bij te sluiten.

Hartelijke groet,

Esther Floor



cid:image001.gif@01D05B43.F078CF10
Esther Floor
Uitgeefassistent
Spui 10, 1012 WZ Amsterdam


Geen opmerkingen:

Een reactie posten